1) Ik kan de input, output en hidden layers aanwijzen en omschrijven in een neuraal netwerk.
2) Ik kan minimaal 3 voorbeelden noemen van manieren waarop neurale netwerken gebruikt worden.
3) Ik begrijp hoe wegingsfactoren (weights) werken in een neuraal netwerk.
4) Ik begrijp hoe hidden layers er toe bij kunnen dragen dat data geclassificeerd kan worden volgens complexe patronen.
5) Ik kan uitleggen dat een neuraal netwerk automatisch getraind kan worden en dat wij als mensen dan niet goed meer begrijpen wat er gebeurt.
6) Ik kan uitleggen dat er ontzettend veel data en rekencapaciteit nodig is om een neural netwerk te trainen en te testen.
7) Ik begrijp het verschil tussen training-data en test-data.
8) Ik begrijp wat een confusionmatrix is en kan de begrippen "precision" en "recall" toepassen.